- www.Starry-Night.nl - https://www.starry-night.nl -

Van Aquila naar Cassiopeia

Bij het vallen van de avond in November of rond middernacht in September staan hebben we de kans om via Cassiopeia diep in de Perseus arm te kijken.

Als we ons vanuit de Scutum Sterrenwolk richting Cygnus bewegen dan is de volgende heldere regio de Cygnus Sterrenwolk, een ovaal van 20° die langs de staart van de Zwaan (Cygnus) ligt van Albireo tot Gamma (γ) Cygni.

De Cygnus Sterrenwolk en de gebieden rondom Vulpecula bevatten veel verafstaande Open Clusters.

De Melkweg tussen Aquila, Scutum en Vulpecula bevat echter nauwelijks Open Clusters. Scutum herbergt 5 Open Clusters, Vulpecula 9 terwijl Aquila maar 3 bekende sterrenhopen bevat.

Van Cygnus naar Scutum. Image data © Serge Brunier

Richting Aquila ligt het open gebied tussen 2 spiraalarmen, de naar binnen buigende grens van de Sagittarius-Carina arm en de eveneens naar binnen buigende grens van onze eigen Orion-Cygnus arm.

Richting Aquila kijken we dus voorbij aan een voorgrond van sterren en door een lang en relatief leeg gebied tussen de eerder genoemde armen naar een zeer verafgelegen sterrenwolk. Deze sterrenwolk is waarschijnlijk de boog aan het einde van onze Orion-Cygnus arm.

Als we onze blik verder richting het noorden van de herfst Melkweg van Scutum richting Cygnus bewegen zien we als eerste de rand van de Sagittarius-Carina arm, dan het gebied tussen de Sagittarius-Carina en Orion-Cygnus arm en tenslotte naar de Orion-Cygnus arm zelf.

Bovenstaande is overigens niet meer dan een theorie. Er bestaat ook een mogelijkheid dat de Sagittarius-Carina arm verder reikt tot Aquila en Vulpecula.

Cygnus, een blik richting onze eigen spiraalarm

Omdat wij dichtbij de binnengrens van de Orion-Cygnus spiraalarm liggen zien we geen dicht bijliggende en jonge clusters maar alleen het Scorpius-Centaurus complex totdat we onze blik verder de Cygnus-Cepheus melkweg regio richten (dit gebied ligt voor ons in onze baan om het Melkweg centrum).

De regio van het Cygnus OB7 complex is een gebied waarin jonge sterren worden gevormd op een afstand van ongeveer 2000 lichtjaren. Het gebied bevat o.a. het Noord-Amerikanevel (NGC 7000), een prachtig verrekijker object. Het Pelikaan nevel (IC 5067) is deel van hetzelfde complex maar is van NGC7000 gescheiden door een band van stof in de voorgrond.

NGC 7000
NGC 7000. © Paul Schreurs

 Noord-Amerikanevel (NGC 7000): Deze reusachtige wolk, een van de mooiste voorbeelden van een lichtende nevel aan de hemel wordt verlicht door Deneb, die maar 3° verder westwaarts ligt. Vanwege zijn grootte is de nevel moeilijk met een telescoop te zien. Het beste kijk je ernaar met het blote oog of verrekijker op een donkere avond. Foto’s laten zien dat deze nevel qua vorm veel lijkt op Noord-Amerika.

Het uitgebreide en dichtbevolkte Cepheus OB2 complex ligt iets verder weg. De helderste ster in dit gebied is Mu (υ) Cephei (ook wel Herschel’s Granaatster genoemd) en het gebied bevat tevens het grootste emmsie nevel IC 1396, verrassend makkelijk te zien door 10×50 verrekijkers onder een donkere hemel.

Het  Lacerta OB1 complex ligt in het zuidelijke deel van Lacerta op 1500 lichtjaren van ons en is mooi te zien het beeldbeeld van een verrekijker (7x).

De 3 complexen, het Cygnus OB7, Cepheus OB2 en Lacerta OB1 liggen nabij galactische longitude 90° terwijl de verder afgelegen Cygnus Sterrenwolk waar we langs de buitenste boog van de Orion-Cygnus arm kijken tussen een galactische longitude van 80° a 60° ligt en hiermee meer richting het centrum van de Melkweg. De spiraalarmen van onze Melkweg draaien in de richting van de rotatie van ons sterrenstelsel, hierdoor liggen wij wat verder weg van het centrum van de Melkweg.

In het noordoostelijke deel van de Cygnus Sterrenwolk tusen Gamma (γ) Cygni en Eta (η) Cygni liggen uitgebreide en dichtbevolkte sterrencomplexen op ongeveer 4000 tot 7000 lichtjaren afstand. In verrekijkers is dit deel van de sterrenwolk rijk aan sterren met een magnitude van 7 tot 10 terwijl de achtergrond maar zwak is en smalle en donkere stoflanen door dit gebied slingeren.

Verrekijkers laten minder sterren zien in het zuidwestelijke (verder weggelegen) deel van de Cygnus Sterrenwolk. Het gebied laat echter een indrukwekkende hoeveelheid aan minder heldere sterren zien en waarschijnlijk is de interstellaire stof in dit deel op ongeveer 10.000 lichtjaren afstand nihil.

CygnusCepheus

Andere gebieden in Cygnus met de heldere Melkweg achtergrond laten een enorme hoeveelheid aan zwakkere sterren zien welke noord en noordoostelijk van het Noord-Amerika nevel liggen en nabij het uiterste noordoosten van Cygnus en de noordelijk liggende buurman Lacerta. In deze richtingen kijken we door relatief stofvrije vensters van duizenden lichtjaren.

Het Grote Rift eindigt bij een indrukwekkende donkere stofwolk enkele graden breed tussen Gamma (γ) Cygni en Deneb maar er zijn meerdere stof regio’s noordoostelijk langs de Melkweg. De Noord-Amerika nevel is gevormd door stofwolken op de voorgrond tussen haar westelijke, zuid en oostelijke grens.

Tussen Deneb en Alpha (α) Cephei ligt de grote stofwolk Le Gentil 3 die makkelijk met het blote oog is te zien.

Met het blote oog kun je ook zien dat een stroming van de Melkweg zich uitstrekt van de sterrenwolken in het noordoosten van Cygnus tot in het centrum van Cepheus (het vierkant gevormd door Alpha (α), Beta (β), Iota (ι) en Zeta (δ) Cephei) In een verrekijker lost deze stroming van de Melkweg op in een rijk sterrenveld variërend in magnitude 5 tot 9 sterren waarvan de meeste sterren onderdeel zijn van het Cepheus OB2 complex.

Cassiopeia, het venster naar de Perseus arm

Bij het vallen van de avond in November of rond middernacht in September staan de Melkweg sterrenstelsels die Cepheus volgen (Cassiopeia en Perseus) hoog in het noordoosten.

Het magnifieke Dubbele Cluster ligt dichtbij de grens tussen Cassiopeia en Perseus en lijkt deel van Cassiopeia alhoewel het Dubbele Cluster deel van Perseus is.

Dubbele Cluster
Dubbele Cluster (M34) fonkelend in Perseus. © Jeroen Moonen

 M 34Dubbele cluster (NGC 869 en NGC 884): NGC 869 en NGC 884 (resp. h Persei en Chi (χ) Persei), twee van de mooiste voorbeelden van open sterrenhopen, zijn prachtig door een verrekijker of door een kleine telescoop met vergroting.

De Melkweg in Perseus (exclusief het Dubbele Cluster) lijkt “dunner” en zwakker voor het blote oog dan de Melkweg in Cassiopeia. Een waarnemer met een verrekijker ziet waarom: de sterrenvelden in Cassiopeia zijn veel rijker dan die in Perseus. Richting Perseus is de interstellaire stof van onze eigen spiraalarm veel dikker terwijl richting Cassiopeia er een venster is (relatief stof vrij gebied) tussen de Orion-Cygnus arm van Perseus in het oosten en die van Cepheus westelijk.

Door dit venster zien we de volgende objecten in en… van de Perseus spiraalarm.

Het venster in Cassiopeia strekt oostelijk van de beroemde variabele ster Delta (δ) Cephei helemaal door Cassiopeia naar het Dubbele Cluster in Perseus (waarna de Perseus arm vernoemd is). De meeste heldere Open Clusters in Cassiopeia bevinden zich dus in de Perseus arm, M 103, NGC 457, NGC 663 en het heldere emissie nevel NGC 281. Het grote maar zwakke emissienevel IC 1848 en IC 1805 in het uiterste zuidoosten van Cassiopeia zijn ook nog deel van de Perseus Arm.

Het IC 1848 en IC 1805 complex ligt op ongeveer de gelijke afstand als het Dubbele Cluster in Perseus. De afstanden van de Perseus arm clusters en nevels in Cassiopeia variëren van ongeveer 6000 tot 10.000 lichtjaren.

Niet alle Open Clusters in Cassiopeia liggen in de Perseus arm. Het M 52 cluster ligt op ongeveer 5000 lichtjaren in het gebied tussen onze Orion-Cygnus arm en de Perseus arm. Oudere clusters zoals M 52 (ongeveer 100 miljoen jaar oud) zijn ontstaan in de stofwolken in spiraalarmen maar “weggedreven” in de ruimte tussen spiraalarmen.

 IC 1848 met een omtrek van 2° x 1° is een uitdaging echter zichtbaar door een 10×50 verrekijker.

 M 52: Deze groep van ca. 100 sterren is een van de rijkste in de noordelijke helft van de hemel, maar slechts een van de verscheidene open sterrenhopen die verspreid in Cassiopeia liggen.

 M 103: Een smalle en uitgerekte sterrenhoop, beter door telescopen gezien dan verrekijkers.

Andere voorbeelden van weggedreven Open Clusters (tussen spiraalarmen in) zijn, M 6 en M 7 in de staart van Scorpius, M 23 en M 25 in Sagittarius en M11 en M 26 in Scutum.

Soms geraken oude Open Clusters per toeval in spiraalarmen. Op een afstand van 7500 lichtjaren ligt het sterrenrijke cluster NGC 7789 in de Perseus arm.

NGC 7789
NGC 7789 meer dan één miljard jaar oud.

 NGC 7789: in Cassiopeia ligt in de Perseus arm maar is niet ontstaan in deze spiraalarm. Het cluster is meer dan een miljard jaar oud waardoor het niet anders kan dan dat dit cluster al meerdere baantjes heeft afgelegd rond het Melkweg centrum.

Copyright © 2016 starry-night.nl & Image data tenzij anders vermeld © Frank Teunissen (M 52/NGC 7635) en Tim Schuurman (NGC 457).